Gedichten
Gedicht van een 92 jarige
HET STAAT ALS EEN HUIS.
Het huisje waar ik huis in houd.
Is nu al 92- jaren oud.
’t Heeft veel doorstaan, in stormachtig weer.
Maar nu verzakt het meer en meer.
Al heb ik daarvan veel verdriet.
Toch is het huisje het mijne niet.
Al zakt het scheef of in elkaar;
de schade is voor de eigenaar.
Want die mij kocht, kocht daarbij
het noodgebouwtje ook van mij.
En als het eens aan stukken gaat.
Omdat het hier niet blijvend staat.
Dan staat in ’t één of ander jaar.
Alweer een nieuwe woning klaar.
Dan is door Hem in al d’ eeuwigheid
Een vaste woning mij bereid !
2 Korinthe 5: 1.
Want wij weten, dat zo ons aardse huis, deze tabernakel verbroken wordt, wij een gebouw van God hebben een huis niet met handen gebouwd, maar eeuwig in de hemelen.
Gedicht van N. C. Otgaar
“Wat ben ik rijk, zo rijk mijn Heiland !
’t Is alles al van U.
Hoe wonderbaar om niets te wezen
en toch zo rijk in U
Ik kan de schatten niet bevatten,
al wat Gij aan mij geeft.
Hoe meer ik er van uit mag delen,
hoe meer mijn ziel nog heeft”.
Bijzonder mensenkind
Dit kruikje is voor jou,
zodat je mag weten,
dat alle tranen die je huilt,
ze worden niet vergeten
en ook de pijn diep in je hart,
je zorgen en je vragen.
Er is er één die zo verlangt
om ze voor jou te dragen,
want God verzamelt al jouw tranen
in een kruik, zo heel bijzonder!
Ze worden dan voor jou bewaard.
En eens gebeurt het wonder,
Want God, Die alle tranen kent,
Hijzelf wil jou vertroosten,
want zij die met tranen zaaien.
zullen met gejuich eens oogsten.
De tranen van jouw kruik
zullen dan veranderd zijn
in diepe eeuwige blijdschap
Als een bruisende fontijn.
Dus huil maar gerust
In jouw verdriet en pijn,
en weet dat al jouw tranen
niet verloren zijn!
Ik (wij) bid(den) je
de liefde van die Heere Jezus toe.
VERONTRUSTING - BERUSTING
In het Aanschijn van Uw Almacht, Heer,
word ik rustig, ben niet bang meer
ik, een stofje en een ademzucht
Gij, mijn burcht en sterke toevlucht
Slaapt Gij, voor mijn roepen doof ?
is't door mijn wankel, klein geloof ?
'k maak mij veel onnodige zorgen
waar houdt Gij U toch verborgen ?
Maar Gij waakt en zegt opnieuw : "Ziet,
kleingelovige, weet gij niet
dat uw God u nooit verlaat
zo g'in Zijn Genade staat"
De strijd is weer gestreden
de berusting weergekeerd
er werd wat scha geleden
mijn ziel ietwat bezeerd.
Wie zal mijn wonden helen
en stillen mijn verdriet
voorwaar onder zovelen
geeneen is't die het ziet
Maar, Gij roept mij terzij
"Kom hier, mijn kind,
vergeet toch niet dat slechts bij Mij
alleen de troost gij vindt.